“Ik ben trots dat ik de homogemeenschap mee uit het isolement heb gehaald”
Wie is Paul Rademakers?
Geboren op 31 augustus 1920 in Antwerpen
Werd in 1960 secretaris van het COC (Cultuur- en Ontspanningsentrum) en richtte in 1971 het GOC (Gespreks- en Onthaalcentrum) op
Woont al 14 jaar in woonzorgcentrum Het Gouden Anker
Paul Rademakers wordt deze maand honderd jaar, de ideale gelegenheid om terug te blikken op zijn leven. Paul richtte in 1971 het Gespreks- en Onthaalcentrum op, de basis van latere LGBT-verenigingen, in een periode waarin homoseksualiteit nog in de taboesfeer zat.
Over zijn eerste lief
“Mijn ouders wisten dat ik een relatie had met Tom, maar daar werd niet over gesproken”
“Ik was 17 toen ik voor het eerst hopeloos verliefd werd op een matroos, al kon ik die gevoelens toen nog niet plaatsen. Homoseksualiteit was een begrip dat in die tijd niet bepaald wijdverspreid was. Mijn eerste echte vriend heb ik in 1945 leren kennen, na de bevrijding. Ik werkte als soldaat in Brussel toen ik Tom, een Engelsman, tegen het lijf liep. Ik raakte bevriend met hem en na een tijdje vertelde hij me dat hij homoseksueel was. Toen hij uitlegde wat dat precies inhield, vielen voor mij alle puzzelstukjes in elkaar. Eindelijk wist ik wat al die gevoelens betekenden. Tom en ik begonnen een relatie. In die tien jaar dat we samen waren, kwam hij thuis regelmatig over de vloer. Vaak bleef hij zelfs slapen op mijn kamer. Mijn ouders wisten wel hoe de vork in de steel zat, maar ze hebben er nooit met een woord over gerept. Pas toen ze 83 was, heb ik mijn moeder ingelicht over mijn geaardheid. Ze heeft er nooit een probleem van gemaakt. Ik was altijd al haar oogappel en mijn coming-out veranderde daar niets aan.”
Over zijn rol in het COC en het GOC
“Het was ingericht als een woonkamer, met foto’s van naakte mannen op de muur”
“In de jaren 60 had je al behoorlijk wat homobars in Antwerpen, maar na het afspringen van een relatie had ik gezworen om er nooit nog een voet binnen te zetten. Ik had vernomen dat mijn ex-vriend een nieuwe relatie had met een barman, en ik wilde hen niet samen tegenkomen in het nachtleven. Dus ging ik op zoek naar andere plekken om mensen te leren kennen. Zo kwam ik terecht bij de Antwerpse afdeling van het COC (Cultuur- en Ontspanningscentrum), dat Walter Van Boxelaer had opgericht en waarvan ik later secretaris werd. Je kon er elke vrijdagavond terecht, en het ging er helemaal anders aan toe dan in de bars, gemoedelijker vooral. Het was ingericht als een woonkamer, met aan de muren allemaal foto’s van naakte mannen, en een groot schilderij van een naakte man. Enfin, het hoofd en de benen waren niet te zien, maar het belangrijkste deel gelukkig wel. (lacht) We waren nooit met veel, hooguit enkele tientallen mensen. In het COC moest je je naam opgeven, en dat weerhield veel mensen ervan om te komen, omdat ze liever anoniem wilden blijven.”
Over zijn voorlichtingen
“Dankzij mijn lezing was die experts hun visie op homoseksualiteit helemaal veranderd”
“Omdat ik in het COC en het GOC merkte dat er nog veel miserie was in de homogemeenschap, wilde ik méér doen. Ik bracht maandelijks een krantje, ‘Kontakt’ uit, dat ik stuurde naar alle homo’s van wie ik het adres had, om hen het gevoel te geven dat ze betrokken waren. Ik ging ook regelmatig voorlichtingen geven over homoseksualiteit. Op een dag werd ik uitgenodigd door Steven De Batselier, een criminoloog van de KU Leuven. Hij zat in een team van psychologen, dokters en criminologen, die door het ministerie van Volksgezondheid waren aangesteld om het fenomeen homoseksualiteit te bestuderen. Uren aan een stuk heb ik gepraat, zo lang dat ze de koffiepauze zijn vergeten. (lacht) Ik sprak over alle problemen waar homo’s mee kampten: zelfaanvaarding, ruzie met de ouders, in ontkenning leven… Later heeft De Batselier mij verteld dat na die avond hun visie op homoseksualiteit, dat toen nog als een geestesziekte werd beschouwd, helemaal is veranderd. Toen ik na enkele jaren bij het COC werd buitengegooid door een dispuut, heb ik met De Batselier een gesprekscentrum opgestart, dat later uitgroeide tot het GOC (Gespreks- en Ontmoetingscentrum). Het werd een enorm succes en was de basis voor latere homoverenigingen in Vlaanderen.
Met mijn werk bij het GOC en mijn voorlichtingen wilde ik twee dingen bereiken: homo’s opvangen en zichzelf leren aanvaarden, maar ook doordringen tot de maatschappij, en hun visie op homoseksualiteit veranderen. De homogemeenschap was op dat moment nog heel geïsoleerd, ik ben trots dat ik daar mee verandering in heb gebracht.”
Over out zijn op latere leeftijd
“Soms maak ik zelfs mopjes over mijn geaardheid met mijn medebewoners”
“Intussen woon ik al 14 jaar in een woonzorgcentrum. Voor ik naar hier kwam, was ik depressief door een gebrek aan sociaal contact. Maar sinds ik hier woon, ben ik er weer helemaal bovenop, omdat ik elke dag mensen zie. In het begin wist niemand van de bewoners of het personeel dat ik homo ben. Een van mijn medebewoners had zich heel negatief uitgelaten over een van de zorgkundigen die duidelijk homo was, dus het leek me beter om daar niets over te zeggen. Maar op een dag kreeg de directie een brief van ‘Koppen’, met de vraag of ik wilde meewerken aan een reportage over homo’s. Toen wisten ze het natuurlijk allemaal, maar ze drukten me meteen op het hart dat het voor hen niet uitmaakte. Nu ben ik dus uit de kast en maak ik er zelfs mopjes over met mijn medebewoners. Er zijn ook enkele bewoners die holebikinderen hebben, het is allemaal niet meer zo’n taboe als vroeger. Ik heb hier zelfs eens een paar mannen ontmoet die hun ouders kwamen bezoeken, en zij hadden elkaar leren kennen in het GOC. Mooi hé, dan heeft het toch allemaal iets uitgemaakt wat ik heb gedaan.”
Over zijn inzet voor de holebigemeenschap
“Ik ben blij dat er zoveel is veranderd voor holebi’s sinds ik jong was”
“Ik word deze maand 100 jaar oud, iets waar ik nooit van had kunnen dromen. Ik ben blij dat ik zo oud ben mogen worden, omdat er voor holebi’s zoveel is veranderd sinds ik jong was. Nu mag iedereen trouwen en kinderen krijgen, voor mij is dat de kroon op het werk. Kijk, ik ben katholiek grootgebracht, en een van de belangrijkste pijlers van het katholicisme is: heb uw naaste lief. En mijn naasten, dat zijn holebi’s. Ik ben blij en dankbaar dat ik me heel mijn leven heb kunnen inzetten voor de homogemeenschap. Dat heeft zin gegeven aan mijn leven.”