Eef Heylighen (çavaria) en Sander Cornelis (Wel Jong) blikken vooruit.
Voor de vijftiende editie van Antwerp Pride gaan we op zoek naar Queertopia. Hoe zou de ideale queer wereld eruit kunnen zien in pakweg vijftien jaar? We stellen de vraag aan Eef Heylighen (zij/haar) en Sander Cornelis (hij/zijn), de woordvoerder en coördinator van respectievelijk çavaria en Wel Jong. Als we Queertopia willen bereiken ligt er nog wat werk op de plank, zo blijkt.
Çavaria en Wel Jong staan als belangenorganisaties al jaren op de barricades voor onze gemeenschap en overkoepelen tal van LGBTQIA+-verenigingen. Als het over de toekomst gaat hebben ze uiteraard geen glazen bol, maar Eef en Sander weten wel als geen ander welke tendensen er leven binnen onze gemeenschap en wat we mogen verwachten van het beleid.
Voor we vertrekken naar de toekomst, moeten we eerst weten waar we vandaag staan met de LGBTQIA+ gemeenschap.
Eef: Wettelijk gezien staan we in ons land sterk, maar dat vertaalt zich niet altijd naar het maatschappelijke. Mensen in de LGBTQIA+ gemeenschap voelen zich nog vaak niet aanvaard, horen nog te vaak kwetsende uitspraken of moeten zich nog steeds verantwoorden. Ze worden niet meer nagekeken op straat maar in de gezondheidszorg, de arbeidsmarkt of de huurmarkt merken we een discriminatie. Trans mensen ervaren soms dat ze niet meer worden uitgenodigd op een sollicitatieronde als het bedrijf weet heeft van hun transitie, bijvoorbeeld. Maatschappelijk hebben we dus nog heel wat werk. Representatie en visibiliteit blijven daarbij belangrijk.
Sander: We merken ook dat ons land in de uitvoering van onze rechten achterop hinkt. Het blijft soms duwen en trekken om beleidsmakers hun beleid te laten omzetten naar praktische manieren om onze gemeenschap te ondersteunen. Hoe zorgen we ervoor dat mensen met bepaalde problemen snel toegang krijgen tot de juiste hulp, bijvoorbeeld? Jongeren vandaag zijn zich wel bewuster van hun identiteit en seksualiteit. Ze vallen niet meer uit de lucht als ze basisbegrippen als holebi of trans horen, onder andere dankzij populaire media zoals Netflix bijvoorbeeld dat hard inzet op de LGBTQIA+ representatie. Maar ook via social media leren ze van mekaar door hun verhalen te delen. We zien bij jongeren dat het binaire denken eruit geraakt. Zelfs bij veel cis hetero jongeren maakt het niet meer uit hoe je je identificeert, of je man of vrouw bent. Dat is een goede evolutie die we hopelijk kunnen aanhouden.
Intussen woedt the war on culture volop. Poetin zegt letterlijk dat hij strijdt tegen de liberale waarden van het westen en ook het genderdebat wordt vaak agressief gevoerd. Die tegenbeweging is nog niet op haar hoogtepunt.
Sander: De antibeweging is inderdaad zeer sterk en we weten dat het ook internationaal gestuurd wordt. Binnen de middenveldorganisaties zijn we ons daarvan bewust, maar de samenleving is dat minder. Er zijn invloeden die de traditionele waarden opnieuw willen invoeren. Kijk naar de Don’t Say Gay Bill in Florida. Daarvoor moeten we blijven opletten en zeggen: wij zijn hier en wij blijven hier. Het is een verhaal dat de hele samenleving aanbelangt, want dit gaat ook over bijvoorbeeld vrouwenrechten. Het verhaal en de strijd van de LGBTQIA+ gemeenschap is een gedeeld verhaal met de cis heterogemeenschap. De waarden die onze gemeenschap naar buiten draagt rond, bijvoorbeeld, de vrijheid om jezelf te kunnen zijn, betekent dat ook zij die vrijheid hebben. Vaak worden die linken vergeten of maken we dat zelf te weinig duidelijk.
Eef: Bij çavaria proberen we de tegenbeweging in kaart te brengen. Daarbij kijken we ook naar infighting binnen de eigen gemeenschap. Ik denk dan aan lesbische organisaties die vinden dat trans vrouwen geen “echte” vrouwen zijn bijvoorbeeld. Dat zijn zaken waarvoor we moeten opletten. Maar die antibeweging botst ook op veel solidariteit. Als er in Polen of Hongarije anti-LGBTQIA+ wetten worden uitgevaardigd, dan is de internationale reactie sterk en de steun voor de gemeenschap heel groot. Dat is dan weer positief.
Hoe zien jullie onze gemeenschap evolueren? Komen er nog letters bij de LGBTQIA?
Sander: Voor Wel Jong maakt het niet uit hoe dat letterwoord zich vormt of hoe de gemeenschap zich noemt. Het belangrijkste zijn de waarden waarvoor we staan. Komen er nog identiteiten bij die we vandaag nog niet zien? Dat kan best. We moeten waakzaam blijven voor mensen die vandaag nog onder de radar leven. Als we die mensen kunnen ondersteunen door representatie en door een letter toe te voegen, dan moeten we dat doen.
Eef: Over het letterwoord wordt vaak lacherig gedaan en ik weet dat het moeilijk is om uit te spreken. Maar als je iets niet benoemt, bestaat het ook niet. Iedereen heeft het recht om gezien te worden. Is het erg om dertig lettertjes te moeten typen? Neen. Het is erger om het gevoel te hebben dat je er alleen voor staat. Dat geldt ook voor de discussies rond de vlag. We krijgen vaak de vraag van bijvoorbeeld lokale overheden over welke vlag ze nu eigenlijk moeten uithangen. Wij adviseren dan altijd de meest inclusieve.
Sander: Dat wil niet zeggen dat je je traditionele regenboogvlag niet meer mag uithangen. Als je je daar goed bij voelt en als die vlag staat voor wie je bent is dat prima. Maar voor ons hoort iedereen bij onze community.
Zal onze wereld binnen 15 jaar genderinclusiever zijn?
Eef: Ik zie de toekomst positief. Bij mijn kinderen die 15 en 16 jaar zijn, merk ik dat die generatie al heel spontaan vraagt naar iemands voornaamwoorden, bijvoorbeeld. Ik ben er vrij zeker van dat die binnen vijftien jaar ingeburgerd zullen zijn.
Sander: De taalunie is bezig om de voornaamwoorden in het groene boekje te zetten. Als dat zover is, dan kunnen we de hele discussie errond achter ons laten want dan is het correct taalgebruik. Voor nonbinaire personen zal dat ook een belangrijk moment van erkenning worden. Wanneer dat is, weet ik niet, maar het komt er.
Trans personen willen meer autonomie over hun transitie. Hoe verloopt de strijd daar?
Eef: De verplichte sterilisatie is nu niet meer van toepassing en dat was een belangrijke stap. We komen van ver, maar het mag sneller gaan. Ook in de opleiding geneeskunde moet er meer aandacht zijn voor trans personen. Vaak is de huisarts het eerste aanspreekpunt, maar we horen dat veel huisartsen soms niet weten hoe ze met trans personen moeten omgaan. Zeker niet als het over kinderen gaat.
Sander: We kennen bij Wel Jong veel kinderen en jongeren die al erg vroeg zich bewust zijn van hun trans identiteit. De wachtlijst voor het kunnen starten met transgenderzorg bij het Centrum voor Seksuologie en Gender in het UZ Gent is erg lang. Hierdoor gaan kinderen vaak hun puberteit in vanuit hun geboortegeslacht en zo worden ze nog sterker geconfronteerd met issues die niet bij hun genderidentiteit behoren. Wat een sterke invloed heeft op hun verdere transitie en welzijn. Het Genderteam is de enige plek waar trans personen momenteel terecht kunnen. Daarin moet de komende jaren meer geïnvesteerd worden.
De hoge suïcidecijfers in onze gemeenschap zijn om moedeloos van te worden. Zullen we in de toekomst zorgzamer zijn voor mekaar?
Eef: Elke zelfdoding is er één te veel. Vandaag wordt dit niet ernstig genoeg genomen. Hoewel wij vanuit het middenveld genoeg handvaten aanreiken om er wel iets aan te doen, gebeurt er nog te weinig vanuit bijvoorbeeld de overheid. Er is dringend nood aan een samenhangend beleid dat werkt op specifieke domeinen zoals de werkvloer, onderwijs en gezondheidszorg. Zodat dit toegankelijker en inclusiever wordt voor de community en het welzijn verbetert.
Sander: Het is zelfs lang geleden dat er vanuit de overheid nog een ernstig onderzoek is geweest. We weten wel dat de cijfers hoog zijn maar kunnen dat niet hard maken omdat recent onderzoek ontbreekt. We moeten terug naar een meting om de twee, drie jaar zodat we de cijfers in kaart kunnen brengen en kunnen opvolgen. Hopelijk kunnen we dat de komende jaren realiseren. Bij de jeugd zie ik zorgzaamheid wel groeien. Als zij worden geconfronteerd met een LGBTQIA+ persoon in hun omgeving die uit het leven stapt, dan is dat een grote trigger en moeten we aandachtig zijn voor hun welzijn. Maar de peer support is sterk en jongeren organiseren zich om samen te komen, mekaar te steunen en lief te zijn voor elkaar.
Heeft dat ook te maken body positivity? Zeker bij cisgender homomannen is de nadruk op het uiterlijk vaak zeer groot. Je moet een bepaald lichaam hebben en je moet ook weer in hokjes passen.
Sander: Dat klopt. Vaak denken we dat cisgender homomannen sterk in hun schoenen staan omdat ze ‘man zijn’ en hun maatschappelijk sterke positie al bereikt hebben, maar we vergeten soms dat ze ook hun issues hebben. Veel homomannen streven naar een lichamelijk ideaalbeeld dat moeilijk te bereiken is. Zo kan er body dysmorphia ontstaan. Er zijn te weinig mogelijkheden voor hen om daarover te praten want erover praten past ook weer niet bij het ideaal.
Eef: Ik heb een maatje meer en ik zie nu dat mensen die wat zwaarder zijn beter gepresenteerd worden in de media of in campagnes. Als ik dat gezien had toen ik jong was dan had me dat geholpen. Het is zo belangrijk om te weten: ik mag gezien worden. Sport en vooral het voetbal blijft een groot symbooldossier.
Gaan we in 2037 een queer Rode Duivel hebben?
Sander: Vanaf dit jaar werken we nauw samen met Out For The Win: een organisatie die zich inzet voor meer zichtbaarheid voor LGBTQIA+ sporters en positieve rolmodellen wil creëren. Er is veel welwillendheid in de sportwereld en Sport Vlaanderen werkt goed mee maar het blijft vaak bij symbolen. De sportwereld zal fundamentele zaken moeten veranderen en daar is men terughoudend in. Misschien willen wij ook te snel gaan.
Zullen we ons in de toekomst nog altijd moeten outen?
Sander: Dat is een moeilijke vraag. Er zal altijd een moment zijn dat je je seksuele identiteit wil kenbaar maken. Nu steken mensen veel energie in hun eerste coming out. Ik hoop dat die worsteling van ‘ga ik het zeggen en wanneer en tegen wie’ zal wegvallen. Dat je in de toekomst kan zeggen: ik ben gay en klaar.
Er zijn de voorbije jaren heel wat cafés verdwenen in onze gemeenschap. Waar gaan we elkaar straks ontmoeten? In de metaverse?
Sander: Het zal altijd belangrijk blijven dat er ontmoetingsplekken bestaan. De laatste tijd zie ik toch opnieuw initiatieven ontstaan die meer op het queer community verhaal spelen. Het lijkt alsof we het gevoel hebben dat we iets kwijt zijn en dat we terug die verbinding opzoeken. Het mooie vind ik ook dat die initiatieven de deuren openzetten naar mensen buiten onze community. Zolang die mensen zich houden aan onze regels van een safe(r) space.
Eef: Vroeger ontstonden ontmoetingsplekken vaak vanuit een negatieve gedachte omdat het anders al snel onveilig werd. Ik zie dat het nu vaker vanuit een positieve gedachte gebeurt en ik hoop dat dat in de toekomst vaker zal gebeuren. Dat de community verbinding zoekt op een veilige plek maar ze zich niet meer moeten afschermen.
Sander: Toch zijn er nog veel doelgroepen die zich juist wel willen en vaak moeten beschermen zoals LGBTQIA+ van kleur, in kansarmoede of met een beperking. Samen met çavaria werken we aan een project waarbij we onderzoeken wat safe(r) spaces zijn. Er gebeurt immers nog veel achter gesloten deuren. De zwarte queer gemeenschap heeft hun eigen ontmoetingsplekken maar die zijn voor ons minder zichtbaar. Ik hoop dat zij zich in de toekomst veiliger voelen en hun deuren kunnen openen naar de brede LGBTQIA+ beweging, maar daarvoor dienen vooral wij ons werk te doen en onze beweging te dekoloniseren.
Hoe ziet jullie Queertopia eruit?
Sander: Wij organiseren zomerkampen en als ik daar ben denk ik soms: ik wou dat de hele wereld zo was. Waar jongeren de zuurstof hebben om te experimenteren en ongedwongen zichzelf kunnen zijn. Die vrijheid hebben we al binnen onze safe spaces, maar ik hoop in de toekomst ook daarbuiten . Daarnaast hoop ik dat de infighting in onze eigen gemeenschap binnen vijftien jaar verdwenen is en dat LGBTQIA+ met een meervoudige identiteit zoals LGBTQIA+ met een kleur, met een religie, met een beperking,… een evenwaardige plaats krijgen binnen onze community.
Eef: (lacht) Awel dat is mooi gezegd wat ik ook wou zeggen.